HP LaserJet 4100 Printer series - Papierverwerkingsmenu

background image

Papierverwerkingsmenu

Indien de papierverwerkingsinstellingen goed via het
bedieningspaneel geconfigureerd zijn, kunt u ze afdrukken door de
papiersoort en het papierformaat via het printerstuurprogramma of
het toepassingsprogramma te selecteren. Zie voor meer informatie
“Afdrukken per soort en formaat” op pagina 75.

Tot sommige opties van dit menu (zoals duplex en handinvoer) kunt u
toegang krijgen via een toepassingsprogramma of via een
printerstuurprogramma (als het juiste programma geïnstalleerd is).
De instellingen van het printerstuurprogramma en het
toepassingsprogramma onderdrukken de instellingen van het
bedieningspaneel. Zie voor meer informatie “Gebruik van de functies
in het printerstuurprogramma” op pagina 69.

Papierverwerkingsmenu

Optie

Waarden

Verklaring

ENVELOPINVOER-

FORMAAT=COM10

Voor
ondersteunde
papierformaten,
zie
“Ondersteunde
papierformaten
en gewichten” op
pagina 207.

Deze optie verschijnt alleen wanneer een
optionele envelopinvoer geïnstalleerd is. Stel
de waarde in aan de hand van het formaat van
de enveloppen die op dit moment in de
envelopinvoer geladen zijn.

ENVELOPINVOER

TYPE=NORMAAL

Voor
ondersteunde
papierformaten
“Ondersteunde
papiersoorten”
op pagina 210.

Deze optie verschijnt alleen wanneer een
optionele envelopinvoer geïnstalleerd is. Stel
de waarde in aan de hand van het formaat van
de enveloppen die op dit moment in de
envelopinvoer geladen zijn.

LADE 1 MODUS=

EERSTE

EERSTE

PAPIERLADE

Bepaalt hoe de printer lade 1 gebruikt.

EERSTE

: Als er papier in lade 1 is geladen, haalt

de printer het papier eerst uit die lade.

PAPIERLADE

: Er moet een papierformaat aan

lade 1 zijn toegewezen met behulp van de optie

LADE 1 GROOTTE

(de volgende optie in dit

menu wanneer

LADE 1 MODUS=

PAPIERLADE

). Zo kan lade 1 als een

gereserveerde lade worden gebruikt.
Zie voor meer informatie “Gebruik van lade 1
aanpassen” op pagina 74.

background image

DU

Papierverwerkingsmenu 231

LADE 1 GROOTTE=

LETTER

Voor
ondersteunde
papierformaten,
zie
“Ondersteunde
papierformaten
en gewichten” op
pagina 207.

Deze optie verschijnt alleen wanneer

LADE 1

MODUS=

PAPIERLADE

. Stel de waarde in aan

de hand van het formaat van het papier dat op
dit moment in lade 1 geladen is.

LADE 1 TYPE=

NORMAAL

Voor
ondersteunde
papierformaten,
zie
“Ondersteunde
papiersoorten”
op pagina 210.

Deze optie verschijnt alleen wanneer

LADE 1

MODUS=

PAPIERLADE

. Stel de waarde in aan

de hand van het papierformaat dat op dit
moment in lade 1 geladen is.

LADE 2 TYPE=

NORMAAL

Voor
ondersteunde
papierformaten,
zie
“Ondersteunde
papiersoorten”
op pagina 210.

Stel de waarde in aan de hand van het
papierformaat dat op dit moment in lade 2
geladen is.

LADE 3 TYPE=

NORMAAL

Voor
ondersteunde
papierformaten,
zie
“Ondersteunde
papiersoorten”
op pagina 210.

Deze optie verschijnt alleen wanneer een
optionele derde papierlade geïnstalleerd is.
Stel de waarde in aan de hand van het
papierformaat dat op dit moment in lade 3
geladen is.

LADE 4 TYPE=

NORMAAL

Voor
ondersteunde
papierformaten,
zie
“Ondersteunde
papiersoorten”
op pagina 210.

Deze optie verschijnt alleen wanneer een
optionele vierde papierlade geïnstalleerd is.
Stel de waarde in aan de hand van het
papierformaat dat op dit moment in lade 4
geladen is.

HANDINVOER=UIT

UIT

AAN

Voer het papier met de hand in vanuit lade 1 in
plaats van automatisch uit een lade. Wanneer

HANDINVOER=AAN

en lade 1 leeg is gaat de

printer offline wanneer hij een afdruktaak
ontvangt en geeft hij

HANDINVOER

[PAPIERFORMAAT]

weer.

Zie voor meer informatie “Papier met de hand
uit lade 1 invoeren” op pagina 77.

Papierverwerkingsmenu (vervolg)

Optie

Waarden

Verklaring

background image

232

Bijlage B - Bedieningspaneelmenu's

DU

DUPLEX=UIT

UIT

AAN

Deze optie verschijnt alleen wanneer een
optionele duplexeenheid geïnstalleerd is. Zet
de waarde op

AAN

om aan beide kanten

(duplex) of op

UIT

om aan één kant (simplex)

van een blad papier af te drukken.
Zie voor meer informatie “Dubbelzijdig
afdrukken (optionele duplexeenheid)” op
pagina 52.

BINDEN=

IN LENGTE

IN LENGTE

IN BREEDTE

Deze optie verschijnt alleen wanneer een
optionele duplexeenheid is geïnstalleerd en de
duplexoptie aan staat. Kies de bindzijde
wanneer u met de duplexeenheid afdrukt (aan
beide kanten van het papier).
Zie voor meer informatie “Afdrukstanden voor
dubbelzijdig afdrukken” op pagina 55.

KLEIN PAPIER/

SNELHEID=NORMAAL

NORMAAL

LANGZAAM

Selecteer

LANGZAAM

wanneer u afwisselend

enveloppen (of kleine papierformaten) en
standaard papierformaten afdrukt en zich
afdrukproblemen voordoen.
Denk erom de snelheid terug te zetten op

NORMAAL

zodra u klaar bent.

Wanneer langzaam geselecteerd is, pauzeert
de printer gedurende korte tijd tussen de
pagina's om herhaalde defecten te beperken
(zie “Herhaald beeld” op pagina 146).
Zie voor meer informatie “Afdrukken van
enveloppen” op pagina 58.

FUSERMODUS CONF.

MENU=NEE

NEE

JA

Configureer de fusermodus die bij iedere soort
papier hoort. (Dit is alleen nodig als u
problemen heeft met losse toner bij het
afdrukken op bepaalde soorten papier).

NEE

: De menuopties voor fusermodus zijn niet

toegankelijk.

JA

: Er verschijnen extra opties (zie hieronder).

Let op

Om de standaard fusermodus voor elke
papiersoort te zien, selecteert u

JA

, waarna u

terugbladert naar het Informatiemenu en een
menustructuur afdrukt (zie “Informatiemenu”
op pagina 228).

Papierverwerkingsmenu (vervolg)

Optie

Waarden

Verklaring

background image

DU

Papierverwerkingsmenu 233

[TYPE]=

NORMAAL

NORMAAL

LAAG

HOOG 1

HOOG 2

Deze optie verschijnt alleen wanneer

FUSERMODUS CONF. MENU=JA

. Als

standaardinstelling van de fusermodus zijn de
meeste papiersoorten op

NORMAAL

ingesteld

Hier onder volgt een opsomming van
uitzonderingen:

RUW=HOOG 1
TRANSPARANTIE=LAAG

In de fusermodus

NORMAAL

wordt een optimale

fusertemperatuur verkregen voor de meeste
speciale papiersoorten.
In de fusermodus

LAAG

wordt een lagere

temperatuur verkregen waardoor het krullen
van lichtgewichtpapier kan worden voorkomen.
Het kan echter voorkomen dat de toner in dit
geval minder goed aan het papier hecht.
In de fusermodus

HOOG 1

wordt een hogere

fusertemperatuur verkregen.

HOOG 1

dient te

worden ingesteld bij problemen met
toneradhesie tijdens het afdrukken op zwaar
papier of op papier met een grove structuur.
In de fusermodus

HOOG 2

wordt dezelfde

temperatuur verkregen als in de modus

HOOG 1

en wordt bovendien de

printerdoorvoer vertraagd zodat een optimale
fusermodus voor zeer ruw papier kan worden
verkregen.

HOOG 2

is alleen instelbaar voor de

formaten A4, Letter en Legal.

Papierverwerkingsmenu (vervolg)

Optie

Waarden

Verklaring

background image

234

Bijlage B - Bedieningspaneelmenu's

DU